17 oktober 1925 – 21 juli 2019

Eddy en ik hebben elkaar voor het eerst ontmoet in 1964. Het was op het Nationale Congres voor de Goochelkunst in Laren. Ik begon net belangstelling voor het goochelen te krijgen, terwijl Eddy al een gerenommeerde ster aan het goochelfirmament was. Alleen wist ik dat toen nog niet. Ik liep langs waar Eddy zomaar aan een tafeltje aan het goochelen was. Omringd door een grote schare toeschouwende goochelaars. Hij keek mij lange tijd aan en vroeg tenslotte: “Kom jij ook uit Suriname?” Toen ik zei dat ik in Nederlands-Indië was geboren, zei hij meteen: “O, dan vind je dit leuk” en vertoonde één van zijn trucs met een paddle. Hoewel ik het geheim inmiddels kende, kreeg ik het idee dat Eddy een andere methode gebruikte. Later bleek dat helemaal niet zo te zijn. Hij deed het alleen beter dan menig goochelaar.
Hij had er zijn latere bijnaam: Eddy Paddlebaum aan te danken.

Eddy was een veelzijdig mens met een even veelzijdige belangstelling. Hij was een “family-man” Trots op zijn familie. Op zijn trouwe vrouw Lucie, op zijn kinderen, kleinkinderen, achterkleinkind en overige familieleden. Dat merkte je wanneer hij over hen sprak, al moest je soms door zijn gemopper heen prikken. Want mopperen kon Eddy ook, zoals Lucie ongetwijfeld kan bevestigen.

Eddy had echte belangstelling voor jou, als persoon en als vriend. En die belangstelling gold ook voor je gezin. Het was altijd een plezier om bij hem op bezoek te gaan. Wel moest je altijd tenminste één mop vertellen en één truc laten zien, die hij dan veelal met een subtiele verandering verbeterde. Maar naast het goochelen vroeg hij ook steevast:
“Hoe gaat het met Niels?”
Hij doelde dan op mijn jongste zoon, die trouwens Neil heet. Die voortdurende naamsverbastering waar we hem goedmoedig, maar vergeefs, steeds op wezen, is tot op de dag van vandaag een ‘running gag’ in ons gezin.

In de goochelkunst was Eddy vooral internationaal bekend door de prachtige goochelattributen die hij maakte. Het meest geroemde attribuut is wel de z.g. Mummy box. Het was niet zijn uitvinding, maar met de door hem vervaardigde versie heeft hij de truc onmiskenbaar aan zijn naam gehecht.
Eddy was niet alleen een niet te evenaren craftsman. Hij was ook een bijzonder begaafde goochelaar.
Hij was geen ‘acteur die de rol van goochelaar speelde’, zoals Robert Houdin, vader van de moderne goochelkunst, een goochelaar omschreef.
Neen! Eddy wás de goochelaar. Alleen de manier al waarop hij goochelattributen als kaarten, balletjes of dobbelstenen beetpakte was magisch. Ook zonder dat hij er iets bijzonders mee deed. Hij had magische handen.

Als Eddy mee deed aan een goochelconcours, wist je van tevoren dat hij in de prijzen zou vallen. Dat gebeurde zowel op de internationale als op de nationale wedstrijden.
Eddy had groot respect voor goochelaars die hun geheimen via lezingen of beschrijvingen in vakbladen prijsgaven. Hij vond dat daarmee de goochelkunst een dienst werd bewezen. Zelf deelde hij zijn geheimen ook veelvuldig en beschreef zijn vindingen, voorzien van fraaie en duidelijke illustraties, zoals Eddy die alleen kon tekenen, in internationale als nationale vakbladen. In het Nederlandse Vakblad voor de Goochelkunst “TRIKS” heeft hij van 1955 tot 1970 25 trucs beschreven.

Eddy stond ook bekend om zijn duidelijke, soms afwijkende, standpunten over hoe het goochelen kon worden bevorderd. Toen hij voorzitter van de “Magische Kring Amsterdam” was, heeft hij geprobeerd de regel in te voeren dat tijdens de clubbijeenkomsten trucs alleen vertoond moesten worden en niet meteen gevolgd mochten worden door een uitleg. Zijn reden daartoe was: “Als je weet hoe het gaat zakt je belangstelling meteen en je draagt dan verder niet bij aan de bevordering van de goochelkunst. Als je niet weet hoe het gaat, blijf je zoeken naar een verklaring of methode. Wellicht vind je die niet, maar kom je op een andere truc uit. Daarmee heb je de goochelkunst dan weer verrijkt. En dat is winst.”
De poging om zo’n regel in te voeren strandde helaas al snel: goochelaars willen toch meteen weten hoe het gaat en bekommeren zich dan niet onmiddellijk om de bevordering van de kunst.

De laagste jaren heb ik Eddy steeds zwakker zien worden, hoewel hij helder van geest en ad rem bleef. En zijn geheugen bleef fenomenaal.
Bij mijn laatste bezoek, twee maanden geleden, werden er geen trucs meer uitgewisseld. Ik vermoedde toen dat het mijn laatste bezoek zou zijn. Helaas is dat bewaarheid geworden.

Eddy, dank voor je vriendschap, humor en wijze lessen. Ik zal onze ontmoetingen missen.
Alle familieleden en vooral Lucie, wens ik alle sterkte bij de verwerking van dit grote verlies.

Eddy is niet meer, maar de herinnering aan hem zal blijven voortbestaan.

De internationale goochelwereld heeft afscheid moeten nemen van een ware coryfee.

Eric Eswin