EddyTaytelbaum, magiër, 17 oktober 1925-21 juli 2019

Jules Eddy Sam Taytelbaum werd als vierde kind geboren in een redelijk welgestelde familie in Paramaribo. Eddy’s grootvader Mozes Taytelbaum (jiddisch voor dadelboom) was uit Warschau naar Suriname vertrokken en trouwde daar een eveneens joods meisje. Zij kregen vele kinderen en hadden een goed leven dankzij hard werken. Dat harde werken ging over op Eddy’s vader die zakenman/industrieel werd en in goudconcessies deed.

De eerste keer dat Eddy goochelen zag was bij de nonnetjes: een Hindustaanse betrekkelijk matige goochelaar. Maar Eddy was van toen af aan gefascineerd door goochelen en tekende en knutselde ook veel. Hij kreeg een eigen huisje, waarin twee met elkaar verbonden mechanische poppen, het leek wel een goocheltruc als ze bewogen. Toen hij negen was sloeg het noodlot toe: rennend over spoorrails maakte hij een misstap, en plots stond zijn onderbeen gedraaid. Hij probeerde de pijn te verbergen, dacht het komt wel weer goed. Enige tijd later moest hij toch naar het ziekenhuis en werd geopereerd. Toch kwam zijn been nooit meer goed. In het ziekenhuis maakte hij een magisch veranderende kaart, met kauwgomballetjes als geheim plakmiddel en vertoonde het met veel succes. Hij leerde de truc en hoe hij hem moest maken uit de ‘Okki’, een jeugdtijdschrift.

De oorlogsjaren waren triest en moeizaam, Eddy’s moeder was al overleden, drie broers van hem zaten in Europa, een werd in Auschwitz vermoord, nu overleed zijn vader ook. Door toedoen van een Chinese ambtenaar kregen de erfgenamen geen geld voor de goudconcessies. De kinderen waren wees en op hulp aangewezen. Eddy maakte zijn ULO-opleiding af, ging daarna klusjes doen en meer en meer reklameplaten en uithangborden maken en kon daarmee in zijn onderhoud voorzien. In1945 ging Eddy als twintigjarige naar Aruba waar hij bij zijn grootmoeder woonde en verder ging met reklameborden en andere commerciële voorwerpen te maken en de administratie te verzorgen voor het bedrijf van een oom. Daar maakte hij ook een stempel voor de eerste KLM vlucht van Curacao naar Amsterdam.

Hij kocht zijn eerste goochelboek, ontwikkelde zich verder in de goochelkunst en werd lid van de I.B.M., wat hij altijd gebleven is, en er na 25 jaar een speldje van kreeg. Hij werd ook meer en meer gevraagd voor goocheloptredens, op scholen en in theaters. Omdat hij in de V.S. niet geholpen kon worden aan zijn been, verhuisde hij naar Nederland, waar hij bij een tante in Haarlem kon wonen en in het Anna Ziekenhuis in Leiden, dat een goede naam had, zijn been kon laten repareren. Onverzekerd kostte hem dat veel geld, maar hij had gelukkig wat gespaard en de Antilliaanse gulden was toen meer waard dan de Nederlandse.

Het resultaat van de operatie was dat zijn been met knie voor altijd stijf zou zijn, en ook een paar centimeter korter. 1950! Nu zou dat anders kunnen. Hij leerde in het ziekenhuis een leuke verpleegster kennen en begon aan een schriftelijke cursus bouwkundig tekenen waarvoor hij slaagde.

In 1952 ging Eddy terug naar Aruba. Kon als bouwkundig tekenaar niet direct aan de slag, en ging maar weer reklameplaten maken, en verhuurde o.a. een muur van het voetbalstadion aan bedrijven om er zijn reklames op te schilderen. Niet prettig in de brandende zon, zeker met zo’n been. Maar ambitieus en ondernemend. Hij deed ook weer administratief werk en ging weer goochelen, o.a. voor de Rotaryclub. Hij ontving bericht dat zijn leuke verpleegster zwanger was en ging terug naar Nederland om als echte gentleman met haar te trouwen.

In het begin lukte het hem weer niet om als bouwkundig tekenaar aan de bak te komen. Maar op een dag vond hij een goochelwinkeltje aan de Willemsparkweg: Studio Larette. Het stelde niet veel meer voor, na verschillende eigenaars versleten te hebben. Eddy stelde de toenmalige eigenaar voor, dat hij omdat hij ook goochelde en goed kon knutselen, materiaal zou produceren voor de verkoop, en zelfs geld in de zaak zou steken. De man ging er vandoor met de helft van het geld en pochte dat hij ‘een gek’ had gevonden die geld in zijn zaak investeerde. Daarop trok Eddy zich onmiddellijk terug.

In 1952 werd zijn dochter Linda geboren. Hij had gelukkig ook nog wat eigen geld om te kunnen overleven. Uiteindelijk kreeg hij toch een functie bij het Ministerie van Defensie, omdat hij bij het proeftekenen met vlag en wimpel slaagde vanwege zij vaste hand en precisie. Op een kruk kon hij niet zitten vanwege zijn been, en moest altijd achter de tekentafel staan. En dat 38 jaar lang. Een grote belasting, voor beide benen, maar hij hield vol, ook toen hij jarenlang tussen Amsterdam en Den Haag moest reizen. In 1957 kreeg hij zijn zoon Eddy en in 1960 zoon Milco. Hij voedde hen zo op dat ze te allen tijde financieel voor zichzelf konden zorgen. Tijdens zijn Defensietijd ging hij onverminderd door met goochelen en trad regelmatig op.

Via zijn goochelvriend Dr. Rama Polderman maakte hij met de KLM vanaf 1960 verschillende reizen naar Oosterse landen. Hij nam deel aan verschillende Nederlandse, Duitse en Internationale congressen en won vele prijzen o.a. Amsterdam ’55 de 1e Prijs Close-up en de 3e prijs Carto; Wenen ’58 de 1e prijs Carto; Luik ’61 de 1e Prijs Carto. Die hem weer nieuwe boekingen bezorgden.

Ook begon hij kleine goochelapparaten te vervaardigen, eerst van hout en later van perspex die hij ook tijdens goochelbijeenkomsten verkocht. Die waren zo fraai en perfect, dat ook internationaal verzamelaars er dol op zijn, en waar ze vroeger bijvoorbeeld 25 gulden kostten ze nu voor duizenden euro’s van de hand gaan. Eddy heeft er helaas later meestal geen profijt van gehad. Hij maakte ook enige grotere apparaten bijvoorbeeld heel mooie dobbelsteenkasten. Veel van zijn goochelkunstwerkjes zijn beschreven en met kleurenfoto’s geïllustreerd in deel VII van Albo: Classic Magic With Apparatus, Index.

Ook schreef hij artikelen voor tijdschriften als TRIKS, De Magiër, GENII, The Gen en Die MAGIE. Na negentien jaar besloten en Eddy en Geurtje te scheiden Met zijn nieuwe partner, de lieve Indonesische Lucy, was hij meer dan veertig jaar samen. Hij onderhield vele contacten met binnen- en buitenlandse goochelaars, en was een graag geziene gast op vele goochelevenementen, omdat hij altijd iets moois liet zien, met munten of kaarten, of met zijn mooie apparaatjes.

Doordat hij selfmade was met goochelen, ontwikkelde hij zijn eigen stijl. De beroemde Ascanio-spread met een klein setje kaarten was eigenlijk van Eddy: Fred Kaps leerde die van hem, en gaf het door aan Ascanio toen hij in Madrid optrad. Juan Tamariz zei me later, nee, dat was niet zo, Ascanio had namelijk Tonny van Dommelen gezien die op het toneel een truc met drie Jumbo kaarten deed en had daarvan voor zich zelf de handeling afgeleid en uitgewerkt. Terug naar Eddy, die mij vertelde dat de routine die Van Dommelen deed zijn huwelijksgeschenk aan hem was! Door Elinor van Dommdelen bevestigd. Dus toch van Eddy.

Ook de flipper-coin, die Bob Swadling als zijn vinding verkocht, was oorspronkelijk een idee van Eddy, verbeterd door Flip Postma. Swadling nam het eenvoudig over en verdiende er goed geld mee!

Piet Forton’s bekende Pop-out Move was gebaseerd op een greep van Eddy, zei Piet mij.

En Eddy zelf was nogal gesteld op zijn eigen oil-and-water routine met slechts vier kaarten (1967, The Art Of Close-Up Magic). Het is de bedoeling dat er boek uitkomt over al het materiaal dat Eddy maakte van de hand van de Duitse goochelaar en verzamelaar Dixon, die van Eddy de grootste verzameling voorwerpen ter wereld heeft. Onvoorstelbaar de hoeveelheid die Eddy tijdens zijn tijd bij Defensie gemaakt heeft, in series, in verschillende maten kleuren, en alles even perfect.

Als je bij hem op bezoek mocht komen zorgden hij en Lucy er vaak voor dat ze je op zelfgemaakt lekker Indisch of Surinaams eten trakteerden. Wel kankerde hij vaak dat de meesten die hem bezochten nooit iets lieten zien, terwijl hij zelf ook niet veel meer kon. Toch heb ik af en toe nog wat moois van hem mogen meemaken. Toen hij om nare redenen geen zin meer had nog te produceren, ging hij als hobby boekbinden en (goochelaars-) munten verzamelen. In zijn laatste jaren ging zijn gezondheid achteruit, kon niet goed meer zien, zijn vingers stonden krom, sprak moeilijk, maar werd tot het einde liefderijk verzorgd door zijn Lucy. Hij werd ondanks handicap 93 jaar! De overlijdenskaart was helemaal in Eddy’s stijl: verzorgd, en de rouwplechtigheid sympathiek en in alle eenvoud.

Eddy zei: ‘Ik ben een liefhebber van de goochelkunst, maar ik bèn een magiër.

Hij had een niet altijd even makkelijk leven. Maar door zijn talenten goed te gebruiken kon hij er tot het einde redelijk goed van leven. Hij is zonder pijn overleden. Deze legende zal in dankbare herinnering levend blijven.

Flip Hallema

Veel gegevens zijn gebaseerd op een lang interview door Ethel Gout in een Surinaams tijdschrift.

Lees ook het artikel: Herinneringen aan Eddy Taytelbaum