Met het heengaan van Henk Driessen is goochelend Nederland niet alleen een bijzonder aardige collega kwijtgeraakt, maar ook een ‘instituut’ op het gebied van goochelen voor kinderen. In 1994(!) had Jan Paymans een gesprek met Henk met als resultaat een ‘Paymans interview’ dat verscheen in de Informagie (jaargang 5, nummer 5, mei/juni 1994). In 1994 was een interview van 2 gedrukte pagina’s geen bijzonderheid. Voor digitale media is het aan de lange kant. Maar het is een prachtig verhaal dat ook na 25 jaar nog staat als een huis. Daarom als eerbetoon aan Henk in een onverkorte versie:

Het Jan Paymans interview – Henk Driessen

Zonder twijfel is Henk Driessen de allerbeste kindergoochelaar van ons land. Op de N.M.U.-congressen is hij vele malen onderscheiden. Zelfs drie maal met de eerste prijs! Doch het zijn niet de prijzen die hij zo koestert en zo vol trots toont. Nee, het zijn juist de met kinderhand geschreven bedankbriefjes. Wat hij zo liefdevol bewaart zijn de schoolschriftjes vol gekleurde tekeningen van zijn shows, gemaakt door zijn fans. Maar weinig mensen weten dat er al 5000 exemplaren verkocht zijn van de Henk Driessen goocheldoos. Door zijn voortreffelijke lezingen beschouwt men hem vooral in Duitsland en Engeland als een zeer grote autoriteit op het gebied van kinderentertainment. Wist u overigens dat de NCRV zijn drie kwartier durende kindergoochelshow in één jaar tijd maar liefst vijf maal heeft uitgezonden? En wist u dat Driessen de grote organisator is achter o.a. het Scheveningse Jazzfestival, waar zo’n 35 orkesten door hem persoonlijk gecontracteerd worden? Wist u dat hij een eigen impresariaat heeft, waarin ook veel goochelaars voorkomen? Over deze man gaat mijn 23ste interview.

Keuze

Na zijn studie aan het conservatorium (hij studeerde er trompet en slagwerk) begon Henk een eigen bandje: het Kwartet Henk Driessen. Het bandje werd veel gevraagd, vooral in bars en nachtclubs. Om de pauzes tussen de muziekoptredens wat op te vullen, vertoonde Henk goochelnummers. Zo had hij o.a. een zakkenrollers- en een parkietenact.

“Maar dat optreden in die nachtclubs vond ik altijd zo onbevredigend. Veelal waren de mensen dronken en kletsten gewoon door, terwijl artiesten stonden op te treden. Soms keken ze nauwelijks naar je. Dat ontnam je gewoon je goochelplezier. Maar in diezelfde tijd werd ik ook wel eens overdag uitgenodigd op feesten waar kinderen aanwezig waren. Als ik dan speciaal voor hen wat goochelde, reageerden ze veel leuker, veel spontaner. Ze keken echt naar mijn programma en dat gaf me mijn lol in het goochelen weer terug. Op dat moment besloot ik dat ik voortaan voor kinderen zou gaan goochelen.”

“Van kinderen kun je over je programma een hoop leren, want ze zijn heel eerlijk en ze reageren onmiddellijk. Als kinderen je programma niet goed vinden, gaan ze zitten draaien. Ze gaan omkijken, met elkaar zitten praten of ze lopen gewoon weg. Zo gauw ik dat zie, ga ik onmiddellijk meer grappen maken en voer de spanning op om zo de aandacht van die kinderen weer te vangen en vast te houden. Maar tevens onthoud ik precies op welk moment en bij welke truc die aandacht verslapte. Thuis probeer ik dan met oplossingen te komen. Kijk, het zal duidelijk zijn dat goocheltrucs waarbij je een heel lang verhaal moet vertellen en waarbij in feite weinig te zien valt, volkomen uit de tijd zijn. Ga maar na: kinderen zien op tv in een korte tijd zo veel gebeuren, dat ze echt niet 10 minuten naar een saai verhaal van een goochelaar gaan zitten luisteren, terwijl die alleen maar een touw kapot knipt en herstelt. Nee, je kindershow moet tegenwoordig veel visuele effecten bezitten. De attributen moeten er gelikt uitzien. Geen allegaartje van de rommelmarkt dus. Je moet de kinderen er voortdurend bij betrekken en het allerbelangrijkste is wel dat er heel veel gelachen moet worden!”

Dino-show

“Je moet je shows ook voortdurend aanpassen aan de nieuwe trends. Met die film van Spielberg (Jurassic Park -1993. red) zijn het nu allemaal dino’s wat de klok slaat. Dus heb ik nu een hele kindershow over dino’s gemaakt. Daar begin ik deze maand in pretpark Drievliet mee. Alles draait om dino’s, dus al mijn trucs en parlando’s heb ik aangepast. Twee voorbeelden: de wasmachine en de paraplutruc. Ik toon in de show de kinderen een dino die nogal vuil is. Vandaar dat hij in de wasmachine gaat. Maar omdat hij te heet gewassen wordt, kom hij er gekrompen uit. Na allerlei grapjes draai ik hem, omdat hij erg nat is, door de wringer en dan komt die dino er natuurlijk zo plat als een dubbeltje uit tevoorschijn. Zo sluit ik met die dinotrucs aan bij de belevingswereld van die kinderen. En daardoor blijven ze geboeid.

Ook de paraplutruc heb ik omgewerkt tot een dinotruc. Uit een lege koker ga ik samen met een kind fraaie dino-doekjes tevoorschijn toveren. Maar dat lukt natuurlijk niet zo erg. Dus vraag ik aan de kinderen in de zaal: ‘Willen jullie even blazen? Het liefst zonder spetteren!’ Als ze dan blazen, pak ik de paraplu, maak hem open (zogenaamd om me te beschermen tegen dat gespetter van ze) en zeg: ‘Zo, dat scheelt weer vijftien gulden stomerijkosten!’ Ik leg vervolgens de paraplu weg en haal die dino-doekjes uit de koker. Die dinodoekjes gaan in een zakje en dat zakje verandert vervolgens in een parapludoek. Ik open tenslotte de paraplu en daar hangen dan de dinodoekjes te bengelen. In feite doe ik dus de paraplutruc maar niet als paraplutruc. Want zeg nou zelf, die paraplutruc op toneel in een theater is toch absurd? Het regent toch nooit op het toneel? Maar door die gag ‘bescherming tegen spetteren’ is dat bezwaar opgeheven en de kinderen beleven er een hoop plezier aan.”

Illusies

Henk Driessen was de eerste kindergoochelaar die op de N.M.U.-congressen een toneelillusie omgewerkt had tot kindertruc. Na hem volgden vele andere kindergoochelaars zijn voorbeeld. “Een spiegelkastillusie op de normale manier vertoond is voor kinderen beslist niet leuk. Ga maar na. Je opent de kast en toont hem leeg. Je sluit de kast, prevelt wat spreuken en zwaait wat met je toverstaf. Tenslotte open je de kast en vervolgens zien we de assistente vrolijk lachend staan. Nou, dat zegt kinderen niets. Zo leeft die truc niet. Er is geen lol aan te beleven; je moet die illusie dus ombouwen tot iets geinigs voor kinderen. Voor mijn dino-show heb ik dat gedaan. Je herinnert je die platte dino die uit die wringer gedraaid werd? Die platte dino moet natuurlijk een echte dino worden, dus hang ik dat platte beest in de spiegelkast. Na een paar goochelspreuken gebeurt er echter niets. Maar plotseling zien de kinderen dat er een dinohand onder de deur door komt. Dus ze roepen direct: ‘He, hij zit er allang in!’ Dat speel ik natuurlijk uit door het te ontkennen en de deur open te maken. Resultaat: een lege kist en geen dino. Dan gaat die deur weer dicht en komt die dinohand weer tevoorschijn. Kinderen reageren weer en het spelletje begint opnieuw. Tenslotte maakt die dino zelf de deur open en stapt op het toneel. Maar ik heb natuurlijk niks in de gaten omdat die dino maar steeds achter mijn rug blijft lopen. De kinderen lachen zich natuurlijk rot en hebben plezier voor twee. Kijk op zo’n manier is de spiegelkast wèl leuk voor kinderen. En zo zou je ook andere illusies kunnen omwerken voor kindervoorstellingen.”

Buikspreken

“Mijn act met de pop vinden de kinderen het allerleukst. Juist omdat die pop heel erg brutaal is, hè. Al die opmerkingen van hem, daar word ik heel boos om en dan zegt die pop: ‘O jongens nou ken je lache as-ie boos wordt’. Dus word ik natuurlijk nog veel bozer. Maar dan begint die pop te zingen: ‘Olé, olé, olé, olé!’ en binnen de kortste keren zingt de hele zaal mee! Als ze uitgezongen zijn, schreeuw ik tegen die pop: ‘Doe niet zo brutaal!’ Dan antwoordt die pop met: ‘Scheer je knikker kaal!’ Nou, dan komen die kinderen niet meer bij. Vervolgens mag er een meisje op toneel komen en daar gaat die pop een heel gesprek mee aan. Dan zingen ze samen een liedje en tenslotte vraagt die pop om een zoentje. Als je ziet hoe ze die pop voorzichtig met twee handjes vastpakken en soms wel twintig kusjes geven! Als dat meisje dan weer de zaal in loopt, vraagt die pop om nog een zoentje en als dat meisje op een drafje helemaal uit de zaal komt aangerend om die pop nog een zoentje te geven, ligt de hele zaal in een deuk. Voor die kinderen leeft die pop echt! Elke voorstelling gebeurt dat wonder weer opnieuw.”

Ballonnenshow

Henk Driessen was ook een van de eerste kindergoochelaars die op het congres met ballonnen ging werken. Dat was begin jaren zestig. Tegenwoordig werkt bijna iedereen met ballonnen. Dat is prima, maar toch is er een aantal belangrijke zaken die men bij zo’n ballonnenshow gemakkelijk over het hoofd kan zien, vindt Henk. “Vaak zie ik goochelaars uitsluitend met die hele dunne ballonnen werken. Daar maken ze dan allemaal dezelfde soort dieren mee. Dat vind ik nou jammer. Je kunt er namelijk zo veel méér van maken als je ook andere ballonnen gebruikt. Als je je fantasie laat werken kun je van alles maken. Dat is tijdens die ballonnenshow hard nodig, want de aandacht van die kinderen kun je alleen maar vasthouden als je steeds andere dieren maakt. En ik bedoel ook een afwisseling in maten. Ikzelf begin met een klein hondje, dan volgt een papagaai, een zwaan, een giraffe, een Paashaas, etc., etc. Ook heb ik een pijl en boog. Die pijl schiet ik dan zeker veertig meter de lucht in. Dat vinden kinderen geweldig. Je moet ook voortdurend grapjes blijven maken tijdens die ballonnenact, want anders zakt die show als een pudding in elkaar. Veel goochelaars doen dat niet, jammer. Als klapstuk moet je met een groot beest komen. Ik zelf maak dan een octopus die uit zeker 15 ballonnen bestaat. Ik geef hem dan meestal aan een klein meisje. Als dat kind dan die octopus op het toneel aanpakt, verdwijnt ze onmiddellijk in een wolk van ballonnen. Dat is heel vertederend om te zien.”

Plagiaat

Al zo’n tien jaar werkt Driessen in het pretpark Drievliet met eigen kindershows. Henk is in die periode bijna synoniem geworden met het pretpark. Vandaar dat in de volksmond dit park tegenwoordig bekend staat als DRIESvliet! Die populariteit heeft hij te danken aan zijn niet aflatende werklust en originaliteit. Veel goochelaars weten dit. Maar in plaats zelf origineel te zijn, reizen ze in busladingen af naar het pretpark om gewapend met opnameapparatuur zijn acts te kopiëren om later letterlijk alles voor eigen optredens te gebruiken. “Er zijn vele goochelaars die exact mijn poppenkastverhaal hebben overgenomen. Er zijn poppenspelers, buiksprekers, die mijn hele buiksprekersact kopiëren. Dat is gewoon opgenomen met een bandrecorder. Je verhaal, je grapjes, resultaat van meestal jaren zoeken en bijschaven, is in een klap weg. En je doet er niets aan, het gebeurt toch. Ik zou nu vele namen kunnen noemen, maar laat ik dat maar niet doen. De meeste goochelaars weten toch wel wie er bedoeld worden. Laatst op Drievliet was echt de limiet. Voor de voorstelling komt een aantal mensen naar me toe om me te waarschuwen dat er een vent in de zaal zit met een camera op statief! Hij was van plan het hele programma op te nemen. Ik ernaar toe, dat begrijp je. Blijkt het een goochelaar bij mij uit de buurt te zijn, die al meer van mij had overgenomen. Ik zeg: ‘Wat ga jíj nou doen?’ Zegt hij: ‘Ja, ik ken je nou zo goed, ik bewonder je en ik wil dit als herinnering opnemen.’ Ik zeg hem dat hij het begin en het eind van de show mag tapen, maar de rest niet. Die camera heeft hij toen tijdens de voorstelling uitgezet. Maar naderhand bleek dat hij ook met een bandrecorder had gewerkt. Want vrienden, die hem naderhand hadden zien optreden, vertelden me dat hij nu ook mijn hele buikspreeknummer heeft overgenomen!”

Janito

“Aan Janito heb ik veel te danken. Hij heeft hele mooie apparaten voor me gemaakt. Vaak had ik leuke ideeën, maar ik kon ze zelf niet bouwen. Daarvoor bezit ik niet de vereiste technische kennis. Jan wel. Ik legde hem uit wat ik wilde hebben. En daar praatten we dan zo’n hele avond over. Van het één kwam het ander en zo zijn vele ideeën omgezet in apparaten. Neem nou mijn wasmachine. Die is zo tot stand gekomen. Compleet met stijgende vloeistof in het deurtje. Schitterend gewoonweg. Jan heeft ook veel verstand van goochelen en als je zo iemand vertelt wat je wilt hebben, begrijpt hij dat meteen. De goochelapparaten voor mijn congresnummers van b.v. Haarlem, Slagharen en Delft heeft Jan gemaakt. Ja, tot op de dag van vandaag gebruik ik nog steeds met heel veel plezier de juweeltjes die uit deze samenwerking ontstaan zijn.”

Kinderpubliek

“Omdat ik veel voorstellingen krijg voor dove en slechthorende kinderen, ben ik eens een hele dag in zo’n instituut gaan kijken. Ik heb er gewoon een dagje meegedraaid. Je ziet dan hoe die kinderen met elkaar communiceren en met elkaar omgaan. Daar doe je dan tijdens je voorstellingen enorme voordelen mee. Je weet dan precies waar je op moet letten, zodat je niet de helft van je grapjes voor die kinderen verloren gaat. Ik werk ook veel voor verstandelijk gehandicapte kinderen. Die zijn in hun gedrag vaak heel onberekenbaar. Die komen in hun enthousiasme plotseling op je afrennen, geven je een zoen en gooien dan bijna je tafel om. Je moet dus heel goed uitkijken wat je doet. En onderschat ze vooral niet! De dobbelsteenkast hebben ze goed in de gaten, hoor. ‘Ja, ja, je schuift hem gewoon op en neer. Jongens, hij denkt zeker dat we gek zijn!’ Dat is hartstikke leuk, zoiets. Ik vertel ook vaak het verhaal dat-als-je-moeder-jarig-is. Dan pak je gewoon een krant, je rolt hem op tot een puntzak, giet er melk in en tovert er bloemen uit voor je moeder (melkpitcher en bloemenstruik). Word ik ’s avonds opgebeld door een ouder die zegt: ‘Mijn kind komt thuis, rolt de krant op, neemt een pak melk en gooit dat zo in die krant. Nou mijn hele keuken is drijfnat maar we hebben wel erg gelachen hoor!’

Soms gebeuren er ook ongelofelijke dingen. Tijdens een optreden met ballonnen zeg ik: ‘Wie raadt wat dit wordt, mag hem hebben!’ Allerlei kinderen roepen dan natuurlijk. Zeg ik tegen zo’n mannetje op de eerste rij (hij had de hele goochelshow zeer actief meegedaan: roepen, zingen, lachen en dollen net als alle andere kinderen): ‘Weet jij wat dit wordt?’ Zegt ie: ‘Ik weet het niet wat ik kan niet zien.’ ‘Nou, dan mag jij hem hebben hoor!’ kon ik nog uitbrengen. Het was echt niet te geloven. Die jongen had zo spontaan met alles meegedaan: hij had geschreeuwd, gebaren gemaakt en heel veel gelachen alsof hij werkelijk alles zelf gezien had!”

Jan Paymans

Foto’s: originele foto’s uit artikel 1994, fotograaf onbekend